In de werkplaats stond ‘ie, mijn Balder. Sinds vorige week vrijdag, toen hij zo de hik kreeg dat ik er niet meer verder in durfde te rijden. Dinsdag en woensdag van deze week waren al ingepland voor de reparatie, al wisten we nog niet helemaal zeker wát er precies gedaan moest worden. Donderdagochtend zou hij terugkomen.
Toen ik woensdagmiddag nog niets van Jeremiasse (die tegenwoordig eigenlijk Jens Beenhakker heten, maar dat vergeet ik steeds) had gehoord, besloot ik zelf maar weer te bellen. Telefoontje nummer dertig, bij het callcenter kennen ze mijn geboortedatum inmiddels uit hun hoofd.
De telefoniste had goed nieuws voor me: mijn rolstoel was gerepareerd! Wat er precies gedaan wist ze echter niet. Nou ja, dat zou ik dan wel zien, de volgende ochtend. Maar dat vond de mevrouw bij J. een beetje gek. ‘Volgens een monteur wilde u de stoel pas vrijdagmiddag terughebben mevrouw, dus vrijdagmiddag wordt het.’ Dat was het moment waarop ze mij bijna stil kregen. Hoezo vrijdagmiddag? Welke monteur heeft dat gezegd? Vindt u het logisch dat ik denk, ach laat me nog maar een dag langer in dat kreng van een leenrolstoel rijden, we hebben het tenslotte zo gezellig samen? Ik heb het wederom niet gezegd, natuurlijk. Ik blijf beleefd. Tandenknarsend. Gefrustreerd. Maar nooit cynisch of sarcastisch (al is het maar omdat ik vrees dat ze dat niet zullen begrijpen).
Vrijdag dus. Er viel niet meer aan te tornen.
En inderdaad, vanmiddag stond de monteur op de stoep. Met een mooi ogende stoel, dat moet gezegd. Hij glom keurig en er zat zowaar een hoofdsteun op. De monteur kon me wel vertellen wat er was gebeurd en ook dat stemde bijzonder optimistisch. De gasveer was vervangen, evenals de motoren, de accu’s en de achterwielen. De gehele bedrading was nagelopen en bij de lampen was die beter weggewerkt, zodat de wielen de bedrading niet meer kunnen lostrekken. ‘Eigenlijk is alles nieuw, behalve de buitenkant.’ Kijk, dat geeft de burger moed. Bovendien werd hij geleverd met een volle accu, volgens de indicatielampjes althans, dus kon ik er meteen weer mee op pad.
Ik zei het al eerder, met auto’s heb ik niet zoveel, maar de blijdschap die ik voelde moet te vergelijken zijn met het verkrijgen van een splinternieuwe auto (met volle tank). Eindelijk klaar met al het gezeur. Eindelijk weg bij Jeremiasse Jens Beenhakker, want nu mijn rolstoel gerepareerd is, kan ik overstappen naar een andere leverancier. Het duurde tien weken, maar dan heb je ook wat. ‘HALLELUJA’, schreef ik op Facebook. En ook: eindelijk de foto’s van Kenzo ophalen die al een paar dagen bij de Hema in de stad liggen. Met de leenrolstoel heb ik me maar niet de bus in gewaagd.
Ik had natuurlijk beter moeten weten. Niet alleen maar in de hal moeten kijken of alles werkte, maar ook even buiten moeten rijden. Met een nieuwe auto maak je ook eerst een proefrit, tenslotte. Met een verkoper in je nek.
Mijn proefrit deed ik alleen. Domme, domme fout. Met wegrijden trok mijn Baldertje al niet zo lekker op en eenmaal buiten bleek hij niet vooruit te branden. Jazeker, hij rijdt. In het tempo van een bejaarde. Wat er fout gegaan is? Er zijn voor de Balder twee soorten motoren. De ene gaat tien kilometer per uur, de andere maar vijf. Ik hàd de variant die tien kilometer per uur gaat, maar de nieuwe die ze erin gezet hebben is duidelijk de trage variant. En bedankt, hè.
Dus wat doe je dan… Iets met die telefoon maar weer. En verbind me in hemelsnaam meteen door met met manager S., mevrouw van het callcenter. Want ik ben boos. En dit keer echt.
Manager S. was een beetje verbaasd. Ze zou het gaan navragen. Nou ja, u kunt zich vast nog wel herinneren hoe het ook alweer zat met dat weekend van de firma J. Dat weekend dat zo vroeg begint. Dat navragen zal wel ergens volgende week donderdag gebeuren, nadat ik nog zes keer om opheldering heb gevraagd.
Toch maar naar de stad dus. Het gaat wel niet zo snel, maar hij rijdt tenminste. Eindelijk de foto’s ophalen, zelf even boodschappen doen, een rondje over de markt. Drie kwartier was ik misschien onderweg, toen mijn oog viel op een alarmerend knipperend lampje. Het lampje van de accu indicatie. Rood. Paniek. Leeg. Die volle accu waar ik mee wegging, was in maar liefst 45 minuten helemaal opgebrand. Die accu’s die ze dus vervangen hebben hè. Die nieuwe.
Had het maar niet gedaan, beste mensen van J. Was er maar met je tengels vanaf gebleven. Mijn eigen accu’s waren niet optimaal, maar die hielden het tenminste nog een paar uur vol. Mijn eigen motoren hadden een afwijking, maar daar kwam ik tenminste wel mee vooruit.
Hoe dit allemaal kan? Ik heb wel een vermoeden. Een monteur liet zich een tijdje geleden al ontglippen dat er nog een Balder rolstoel in het depot stond. Grote kans dat die nu gestript en in partjes in de werkplaats ligt, en dat de onderdelen uit díe stoel in de mijne zijn gezet.
Begrijp me goed: ik ben ontzettend pro recycling. Het is onnodig om nieuwe onderdelen te bestellen, als er nog goede onderdelen op voorraad zijn. Maar zorg er dan voor dat die onderdelen inderdaad GOED zijn. Test de boel tenminste even. Maar stop niet zomaar iets in mijn rolstoel als je niet weet of het wel gaat werken.
En nu? Nu is het weekend. Nu is er niemand meer bereikbaar. Nou ja, niet liegen. De storingsdienst die is er wel. Die kunnen heel goed banden plakken. Maar die hebben zeker geen setje extra accu’s in hun achterbak.
Nu is het weekend. Nu willen mijn honden lopen. Maar nu staat mijn Baldertje aan de lader, energie te sprokkelen voor een volgend uurtje rijplezier.
Al deze blogs; de media aandacht; de politieke inmenging: het is nooit bedoeld geweest om ervoor te zorgen dat Jeremiasse zijn contract met de gemeente zou verliezen. Maar stiekem duim ik nu dat ze bij de aanbesteding voor volgend jaar worden overgeslagen. Gewoon, vergeten. Jammer dan. Bel volgend jaar maar weer. Geeft niet, toch? Jullie weten immers hoe het werkt.